Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/921

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

RANT.


  • luk; adj. zonder berekening, in het wild, zonder methode: At — = in het wild, zonder doel; A — shot = schot in het wild; To talk at — = onzin uitkramen.
  • Randy, [r`andi], rumoerig, wanordelijk; subst. helleveeg, wildebras.
  • Ranee, [r`ânî], vorstin (Brit. Ind.).
  • Ranelagh, [r`an[e]lâ].
  • Rang, [ra[n,]], imperf. van to ring.
  • Range, [rein[vz]], subst. rij, klasse, zwerftochtje, ruimte, bereik, keten, macht, keukenfornuis, afstand van een schot, schietterrein, omvang; — verb. in eene rij plaatsen, ordenen, rangeeren, zwerven, zeilen langs, reiken, rangschikken: To fire at close — = op zeer korten afstand; He is a dead shot at short — = op korten afstand mist hij nooit; Out of — = buiten schot; Within — = op geweer- of kanonschotsafstand; A long — fire on a position = kanonnade op grooten afstand; A wide — of students = een breede kring; To get (find) the — = den afstand vinden; The revenue-cutter —d the coast = voer langs de kust; The talk —d over many subjects = liep over; He —d over the whole subject = doorliep vluchtig; Their guns — further than ours = dragen; —r = rondzwerver, houtvester, speurhond, roover; —ship.
  • Rangoon, [ra[n,]g`ûn].
  • Rani = Ranee.
  • Ranine, [r`e`inin], kikkerachtig.
  • Rank, [ra[n,]k], subst. rij, gelid, standplaats, rang, graad, stand, klasse; — verb. tot klassen brengen, opstellen, in het gelid plaatsen, ordenen: The — and file = alle gewone soldaten; de groote hoop; The — and file cleared the grounds at 8 = het volk verliet het park om 8 uur; The cabman was on his — = de koetsier was op zijne standplaats; To close the —s = de gelederen sluiten; To be promoted, rise, spring from the —s = van soldaat of onderofficier tot officier bevorderd worden; To be reduced to the —s = gedégradeerd worden; He takes — before (of) you = hij staat boven u in rang; You — after me = volgt in rang op; —er = schikker; hij die uit de gelederen officier geworden is, "troupier".
  • Rank, [ra[n,]k], weelderig, geil, sterk, grof, vet, ranzig, stinkend, bedorven, vuil, vies; echt, waar: A — fraud = een echte bedriegerij; — nonsense = echte onzin; The —est South-Easter = de krachtigste (een echte) Zuid-Oostenwind; subst. —ness.
  • Rankle, [r`a[n,]k'l], ontsteken of zweren (van eene wond); wrok hebben, knagen: Is there anything rankling in your mind against me? = hebt gij eenigen wrok tegen mij.
  • Rannee = Ranee.
  • Ransack, [r`ansak], plunderen, nasnuffelen.
  • Ransom, [r`ans'm], subst. losgeld, bevrijding, verlossing; — verb. verlossen, bevrijden, vrijkoopen: They were held to — by the brigands = de roovers hielden hen, tot een bepaalde losprijs betaald zou worden, als gijzelaars; —er; —less = zonder losgeld, etc.
  • Rant, [rant], subst. hoogdravende bombasti{{peh