This page needs to be proofread.
REAR.
- up the — = vormden de achterhoede; —-admiral = schout-bij-nacht; —-guard = achterhoede; —-line (—-rank) = achterste gelid; —ward, subst. achterhoede, laatste troep; adj. naar de achterhoede, naar achteren.
- Rear, [r`î[e]], verb. grootbrengen, opkweeken, fokken, bouwen, oprichten, steigeren: The horse —ed and plunged = steigerde en sloeg achteruit.
- Rearise, [r|î[e]r`a`iz], weer opkomen.
- Reascend, [r|î[e]s`end], weder beklimmen; subst. Reasc`e`nsion.
- Reason, [r`îz'n], subst. rede, vernuft, verstand, oordeel, recht, gematigdheid, billijkheid, reden, evenredigheid; — verb. redeneeren, overreden, bespreken: That's the — why I declined = daarom; To regain one's — = weer bij zijn verstand komen; To talk — = zijn verstand gebruiken, verstandig praten; By — of = wegens, van wege; For that very — = juist om die reden; In — = met mate; I will pay you any sum in (all) —, which you may ask of me = elke billijke som; It stands to — that I cannot go there = het spreekt vanzelf; He —ed me into voting for that candidate = heeft mij bepraat om; I could not — him out of his folly = kon hem zijne dwaasheid niet uit het hoofd praten; Reasonable = redelijk, voor redeneering vatbaar, billijk, matig: I shall be back by a — hour = op behoorlijken tijd; — price; subst. —ness; Reasoner = redeneerder; Reasoning = redeneering; Reasonless.
- Reassemble, [r|î[e]s`emb'l], opnieuw verzamelen of bijeenkomen.
- Reassert, [r|î[e]s`[^a]t], opnieuw bevestigen, zich weer doen gelden; subst. —ion.
- Reassign, [r|î[e]s`a`in], weder toe- of aanwijzen.
- Reassume, [r|î[e]si`ûm], hervatten, hernemen; subst. R|eass`u`mption.
- Reassurance, [r|î[e][vs]`ûr[e]ns], subst. v. Reassure, [r|î[e][vs]`û[e]], opnieuw verzekeren, geruststellen; R|eass`uring news, tidings = geruststellende berichten.
- Reattach, [r|î[e]t`at[vs]],opnieuw verbinden; subst. —ment.
- Réaumur, Fr. uitspr.
- Reavow, [r|î[e]v`a`u], opnieuw betuigen.
- Reay, [rei].
- Rebaptism, [r|îb`aptizm], wederdoop; Rebaptize, [r|îb[e]pt`a`iz], herdoopen.
- Rebate, [rib`e`it], subst. rabat, korting, speciale (verlaagde) vrachttarieven; soort v. harde zandsteen; — verb. verminderen, rabat geven of korten; —ment = vermindering, korting.
- Rebec(k), [r`îbek], ouderwetsche driesnarige viool.
- Rebel, [r`eb'l], subst. oproerling; adj. oproerig.
- Rebel, [rib`el], oproer maken, in opstand komen, muiten: They —led against the lawful authority = kwamen in opstand tegen; —ler = Rebel; Rebellion, [rib`elj'n], opstand, oproer: The Great — = de Eng. revolutie van 1642-1660; de Amer. burgeroorlog van 1861-1865; Rebellious = oproerig; subst. —ness.
- Reboant, [r`ebo[e]nt], weerklinkend.