Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/27

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

11 — 't Is of ze met 'r hond spreekt — Tot ze eensklaps 't voetje — 'k heb 't gezien! — Tot 't enkeltje in d'r mond steekt! Nu komt het vreeslijkst oogenblik... Hij heeft het aan zien komen! Hij heeft er van gedroomd, met schrik, In vele, bange droomen: Hij krijgt het kind op schoot!! Jawel! Hij durft niet nee te zeggen, Ik zal er — zoo bedenkt hij snel — Wat kranten onder leggen... Te laat!) Hij roept de baker, wenkt... Hij weet niet wat hij 't meest is, Boos, of beschaamd, als hij bedenkt Dat hij ook zoo geweest is! Ach, mag een schuchter woord misschien Het eind van dit betoog zijn...? Ik wil graag al je kind'ren zien, Maar niet — voordat ze droog zijn!

12. BEÊ AAN NEÊRLANDS GOON. "Ia Hfe worth living?"

't Zijn verschrikkelijke tijden, Die het Menschdorn thans doorleeft, Fel geteisterd door een lijden, Als geen pen beschreven heeft, Nu de gansche wijde Waereld op zijn fundamenten beeft Vrij bleef nog ons goede Holland, Dierbaarst plekje van onz' aardl Vrij! Terwijl Europa dol an 't Rennen is, als 't schichtig paard, Naar den afgrond van verderf en wee, in toomelooze vaart. Maar ook wij. hebb' onz' ellende, Op de Vaderlandsche kust: Circulaires — und kein Ende — Laten je geen dag met rust, En bederven je je stemming en je lieve levenslust. .1 ('f*