Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/73

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

67 Waarop Duitschland repliceerde, Met een verontwaardigd antwoord, Dat bij 't vredelievendst land hoort: Dat je zóó iets kon gelooven, Dat gaat ons verstand te boven, Holland moest ons zoo niet krenken, Foei! hoe kon het daaraan denken Laat' we' dus maar niet meer gissen, En eenvoudig dit beslissen: Geen torpedo en geen mijn — Dus het moet de zeeslang zijnl

!

Engeland had, naar ieders oordeel, Met dit wanbedrijf geen voordeel, En hoewel de Duitsche bladen Gauw de schuld op Albion laadden, Engeland van 't werk betichtten Lachen wij om die berichten, Laat' we dus maar niet meer gissen, En eenvoudig dit beslissen: Geen torpedo en geen mijn, Dus het moet de zeeslang zijn! Wat de Kölnische bedacht heeft, Dat een kist de ramp gebracht heeft, Schijnt een zeer gegrond vermoede', Maar het blad houd' ons ten goede, Dat we even twijflen durven Laat' we dus maar af gaan turven: Dit niet — dat niet — dit niet — dat niet Een toevallig lek niet — gat niet — Dit niet — dat niet — dit — dat ook niet — Heks niet — booze fee niet — spook niet — 't Is de mysterieuze kist niet — Engeland is 't niet — Duitschland is 't niet Laat ons dan niet verder gissen. 't Staat nu vast. Het kan niet missen: Geen torpedo en geen mijn Ja! het moet de zeeslang zijn!